-
1 glow with pride
-
2 glow
n. gloeien; stralen; warmte; roodheid--------v. gloeien; stralen; rood wordenglow1[ gloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 (all) in a glow • gloeiend, opgewonden3 the glow of health • een gezonde uitstraling, een gezonde blos/(rode) kleur————————glow2〈 werkwoord〉2 blozen3 rood/paars aanlopen♦voorbeelden: -
3 proud
adj. trots; groot; wonderbaarlijkproud1[ praud] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 trots ⇒ fier, zelfverzekerd2 trots ⇒ hoogmoedig, arrogant♦voorbeelden:father will be proud of you • vader zal trots op je zijn————————proud2〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский